De doortocht van de familie Cedeijn in Kanne

Onlangs vond ik een bidprentje van Antoine Joseph Gerard Sedain, geboren in Canne op 9 februari 1930 en daar overleden op 11 augustus 1932. Sedain is echt geen bekende naam in Kanne. Deze naam komt niet in ons genealogisch programma voor, maar op dezelfde 9 februari 1930 werd wel het derde kindje geboren in het gezin Cedeijn-Jennekens en op 11 augustus 1932 overleed dat kindje Antoine Cedeijn. Op het bidprentje had de drukker zich blijkbaar vergist en was waarschijnlijk uitgegaan van de uitspraak van de familienaam: Cedeijn werd Sedain! Hierbij het bidprentje en een prachtige foto van de baby.

     
Vader Amedee Cedeijn  werd op 25  april 1922 ingeschreven in de gemeente Canne met de vermelding: metselaar, komende van Schelderode in Oost-Vlaanderen. Hij was een paar dagen eerder getrouwd: het kerkelijk huwelijk met Marie Jennekens, de oudste dochter van Lambert Jennekens en Marie Agnes Daenen, werd ingezegend op 22 april 1922.
Marie Jennekens had ook niet altijd in Kanne gewoond: ze was in januari 1922 van de Boulevard de l’Est 20 Luik naar Kanne teruggekeerd. In augustus 1919 was ze al eens vertrokken uit Kanne en ging toen naar de Quai de Fragnée 68 in Luik. Zij kwam terug op 25 augustus 1920 van de Grisarstraat 4 in Anderlecht. In juli 1921 was ze al weer vertrokken, nu  naar de Amerikaanse straat 181 in Elsene.

            

Het echtpaar Cedeijn-Jennekens     Amedee Cedeijn               Agnes Cedeijn

Op die plaatsen had zij, zoals meerdere meisjes uit Kanne, gediend bij een familie. Dat was gebruikelijk bij meerdere jonge meisjes uit de dorpen. Zij werden dienstbode, kindermeid of als zij zelf een opleiding hadden gehad, een gouvernante. Mogelijk was dat in een adellijke familie, zoals verteld wordt in de traditie van de familie Cedeijn. Het was in ieder geval bij een beter gesitueerde familie. Het was in Luik dat beide jongelui elkaar hebben leren kennen maar de familie weet niet in welke omstandigheden. Naar aanleiding van dit bericht, schreef Jean Straetmans het volgende (waarvoor dank): Mijn grootvader Winand vertelde mij het volgende: “Amedée zou gediend hebben bij de rijkswacht te paard. Zo nam hij deel aan een parade of een optocht die door de straten van Luik trok. Marie was toen in Luik als dienstbode. Vanuit haar venster keek zij naar het gebeuren en wuifde zij naar de voorbijtrekkende ruiters. ‘s Avonds zou er een jonge man -Amedée-hebben aangeklopt met de vraag waarom ze naar hem had gewuifd. En de rest ” is history”.”

Ongeveer negen maanden na het huwelijk wordt op 31 december 1922 Gerard Lambert Leopold (roepnaam Leopold) geboren. Vader Amedee gaat het kind aangeven en de gemeenteontvanger Jean Vrijens-Vossen en gepensioneerde Lambert Vrijens-Castermans zijn de getuigen bij de ambtenaar van de Burgerlijke Stand, burgemeester Martin Vrijens. Blijkbaar was het geen stevig en gezond jongetje want na 14 dagen sterft hij thuis in Canne.

Op 21 april 1925 ziet Agnes Maria Cedeijn het levenslicht in Canne. Zij was uit beter hout gesneden, want zij zou uiteindelijk 92 jaar worden. Zij trouwde in 1953 in Kanne met rijkswachter George Coenen, die in Melveren geboren was maar in 1946 uit de Kroonlaan in Elsene naar Kanne was gekomen. Uit dit huwelijk werden tussen 1955 en 1965 drie zonen geboren, Marc (+2008), Aimé en Ivo. Aimé werd in Kanne geboren, zijn broers elders (Antwerpen en Genk).

 De jonge Agnes Cedeijn

Daarna duurt het even voor Marie weer zwanger wordt: zij bevalt op 9 februari 1930 om 17.30 u. in Canne van een jongen. Op de 10e geeft Amedee de jongen aan op het gemeentehuis met Eugène Bonsen en veldwachter Gerard Huidts als getuigen. Hij krijgt de namen Antoine Gerard Joseph. Hij is sterker, gezonder dan zijn broertje Leopold maar op 12 augustus 1932 moet vader Amedee toch diens overlijden gaan melden bij burgemeester Martin Vrijens. Veldwachter Gerard Huidts is daarbij weer aanwezig als getuige. Leopold  krijgt dan een bid- of gedachtenisprentje, waarop niet Cedeijn (sommigen noteren het als Cedeyn, maar op de officiële documenten van de jongens staat Cedeijn!) maar Sedain vermeld staat.

 Uittreksel uit doopregister

Amedee voorziet in zijn levensonderhoud als metselaar (1923), fabriekswerker (1930), grondwerker (1932) en is na de oorlog steenkapper geweest in de ploeg van Robert Garcet (zij hebben in de jaren ’50 de Eben-Ezer toren gebouwd en de naam van Amedee staat vermeld boven op de toren als één van de vier constructeurs). Samen met zijn vrouw baat hij een winkeltje uit in de Molenstraat. Amedee staat dan vaak op de brug over het kanaal met een ijskarretje met zelfgemaakt heerlijk ijs! Het winkeltje en omgeving van de Molenstraat worden vanaf 1939 onder water gezet in het kader van de mobilisatie. De familie moet dan verhuizen naar de droge en veilige kant van het Albertkanaal en wonen dan enige jaren in de (nu) Sint-Hubertusstraat (in het huis waar Maria Meex nu woont). Na de oorlog of misschien al in de oorlog (na de “drooglegging”) trekken zij terug naar  de Molenstraat. Bij de verbreding van het Albertkanaal wordt hun huis onteigend en afgebroken. Marie heeft toen tijdelijk gewoond in het huis tegenover Chantal Castermans, schuin tegenover de Ecuador. De laatste jaren verbleef zij bij haar dochter Agnes in Genk. (Informatie van Twajn Bettens)
Amedee was een overtuigde duivenmelker en vogelliefhebber. Er was ook altijd minstens één varken in zijn stal aanwezig was en op bepaalde tijden werd dit beest getransformeerd tot “sjeenk” en kregen al hun buren een deel ervan.

Tijdens de oorlog helpt hij het verzet met het verbergen van Engelse piloten in “de berg”. Maria Schiepers-Smeets vertelde in 2015 in een gesprek over de Tweede Wereldoorlog het volgende. Smokkelen heb ik maar één keer geprobeerd. Oom Nelis vroeg mij sigaretten te smokkelen en ik zou 1 gulden, een aanzienlijk bedrag in die tijd, per pakje krijgen. Ik stopte vijf pakjes in mijn korset maar werd onderzocht door de visiteuse en weg waren de pakjes en de 5 gulden! Daarna heb ik gemakkelijk aan de verleiding om te smokkelen kunnen weerstaan. Eén keer heb ik toch nog gesmokkeld maar dat betrof een man. Op een avond ging ik met Louise Houben-Neulens naar de film in Maastricht. Ik plaatste mijn fiets bij het hotel aan het Vrijthof waar Louise werkte. Na de film wilden wij onze fietsen ophalen en in het café van de cafetaria van het hotel zat maar één man en die sprak ons aan: “ Ik wil naar Amedé Cedeijn in Kanne! Kunnen jullie twee mij niet over de grens smokkelen?”. We bekeken elkaar en wilden het erop wagen. Hij kreeg mijn fiets en ik ging achterop zitten bij Louise. In de buurt van het grenskantoor bij Maria van Kesperke stuurden wij hem door een gat in de kasteelmuur, de trappen op naar het kasteel om zo naar de boerderij van Vrancken te gaan. De schrik sloeg ons om het lijf toen freule Louise van bovenaf begon te schreeuwen dat ze smokkelwaar niet via haar eigendom maar via de straat moesten regelen. Toch is onze “smokkelwaar” in het dorp geraakt maar dan deed zich het tweede probleem voor, hoe kreeg je hem over het kanaal want aan het pontje stond een Duitse wacht? We zagen enige jongens uit het dorp met een bootje op het kanaal en deze hebben onze verstekeling naar de overkant gebracht en zo kwam hij terecht bij Amedé, die voor het verder vervoer zorgde.”
In 1972 zouden Amedee en Marie 50 jaar getrouwd zijn, maar onderweg met de fiets verongelukt hij in Vroenhoven. Hij wordt uiteindelijk 75 jaar en zijn vrouw Marie Jennekens 91. Bij het overlijden van Marie Jennekens in 1981 was hun dochter Agnes Cedeijn al verhuisd vanuit Kanne naar Genk. De doortocht van de Cedeijns in Kanne had 50 jaar geduurd.

Paul Vrijens