Nadat Napoleon gedurende ruim tien jaren de baas was in een groot deel van Europa kreeg hij in oktober 1813 in Leipzig een zware nederlaag tegen de verzamelde legers van zijn tegenstanders te verwerken. Daarop zag hij zich verplicht zijn leger binnen de grenzen van het oude Frankrijk terug te trekken.
Vanaf 1 augustus 1814 werd Willem van Oranje – die al koning was van de noordelijke Nederlanden – ook baas van België, zodat hij de eenmaking in het Koninkrijk der Nederlanden kon voorbereiden. Je kan een land maar
goed besturen als je het goed kent, zo wisten Willem van Oranje en zijn regering, en één van de dingen die de regering graag wilde weten was hoeveel veteranen uit de legers van Napoleon er waren, en waar die woonden. De Franse legers waren nadat Napoleon verslagen was grotendeels ontbonden, maar voor veel soldaten betekende de reis van de plaats waar zij zich bevonden toen hun eenheid werd ontbonden naar hun woonplaats een hele opgave en een echt avontuur. De meesten deden er maanden over om weer thuis te geraken.
Het is in dat verband dat regeringscommissaris Van Panhuys, van het op de linker Maasoever gelegen deel van het departement van de Nedermaas, op 3 oktober 1814 in een omzendbrief aan de burgemeesters in zijn ambtsgebied vroeg hem maandelijks een lijst te bezorgen van de voormalige soldaten uit het Franse leger die weer in hun thuisgemeente aangekomen waren. Weinig burgemeesters dienden getrouw iedere maand een lijst in.
In maart 1815 werd juiste informatie over de veteranen nog belangrijker. Napoleon had immers op 1 maart van dat jaar weer voet aan wal gezet in Frankrijk, en wist na een zegetocht van drie weken op 20 maart Parijs te bereiken en er de touwtjes weer in handen te nemen. Wat zouden Napoleons bedoelingen zijn? Zou hij opnieuw plannen ontwikkelen om zijn macht ook buiten Frankrijk uit te breiden? Zouden de mannen die een jaar geleden naar huis gestuurd waren bereid zijn de wapens opnieuw op te nemen voor hun voormalige keizer? En waar zaten die veteranen eigenlijk? Het was om een antwoord
te krijgen op die vragen dat Van Panhuys op 31 maart 1815 een tweede omzendbrief naar de burgemeesters liet sturen, waarin hij hen opdroeg hem tegen 15 april een overzicht te sturen van de voormalige militairen die weer thuis waren. De lijsten die door de maires of burgemeesters aan de regeringscommissaris bezorgd werd bleven in het archief van Maastricht, de toenmalige hoofdstad, bewaard. De lijst van de maire van Kanne was uitgebreid ingevuld en daar kunnen we heel wat informatie uit halen.
In het decembernummer van Heemkunde Kanne wordt het volledige artikel van archivaris Rombout Nijssen uitgegeven, samen met een vervolgartikel van Paul Vrijens. Op basis van veel genealogische gegevens en verder onderzoek worden niet alleen de 15 van de lijst maar alle opgeroepen soldaten uit Kanne besproken. Nog niet geabonneerd? Dat kan zo verholpen worden: gewoon melden bij een van de bestuursleden! De prijs (7,50 euro of 10 voor een postabonnement ) kan geen probleem zijn.