Voor het optekenen in de jaren 50 van Kannerse, aan het Frans of Waals ontleende woorden i.v.m. elektriciteit kwam ik onvermijdelijk terecht bij de elektriciens Eugène Theunissen (1903-1958) en diens zoon Robert ( 1932-1999 ) en bij Angelo Viel (1926-2000 ) . Zij voerden elektrische installaties uit in Kanne en gemeenten aan weerszijden van de taalgrens. Ze kwamen ter hulp bij verbouwingen en reparaties. Ze hielden er ook een kleine quincaillerie-winkel op na, Zjèèn Theunisen en zijn vrouw Zjenèt op de vroegere Steenstraat (nu Grenadiersweg), “Fifi” Viel in de vroegere Molenstraat nu eveneens Grenadiersweg. Ze verkochten er natuurlijk elektriciteitsartikelen maar ook andere spullen. De ontwikkeling en snelle uitbreiding van de elektrotechniek, de verkoop van steeds ingewikkeldere elektronica door gespecialiseerde bedrijven, die installatie aanbieden, maakten waarschijnlijk stilaan de dienst van de gekende en vertrouwde dorpselektriciens minder onmisbaar. Bovendien gingen meer en meer mensen, door zelfstudie, thuiscursus, zich bekwamen in elektriciteitswerkjes. Die trend houdt aan. Ik heb daarom mijn aanvankelijke lijst dank zij een aantal elektrotechnisch onderlegde Kannenaren kunnen aanvullen en met hen kunnen bepalen welke aan het Frans ontleende woorden uit de Kannerse woordenschat verdwenen zijn of in onbruik zijn geraakt. Nog eens hartelijk dank voor die medewerking. Zoals in de vorige “Versjöjvinge’ worden ook hier de beklemtoonde lettergrepen in de ontleende woorden onderstreept.
àèterruptäör (m) -s < interrupteur: schakelaar. (sjakelèèr).
akkemuulatäör (m) -s < accumulateur (verdwenen) accumulator. (batterèj, aku).
aopèèr (m) ampèèr < ampère < André-Marie Ampère (1775- 1836.): eenheid van elektrische stroomkracht.
ampól, ampoel (v) -e, -s -ke < ampoule (verouderd): gloeilamp. (laamp, pèèr).
ampólke, ampoelke: lampje in auto, zaklantaarn, (làèmpke, pèèrke).
balladeus (v) -ze < baladeuse: (verouderd): looplamp (làoplaamp).
batterèj (v) -rèjje < batterie: batterij.
biefaas < biphasé: tweefasig.
bobin (v) -nne, -s; -sje < bobine : bobijn, bobijntje, klos.
differensjeel (m) < différentiel: aardbeveiliging.
dizjaoktäör (m) -s < disjoncteur: automatische uitschakelaar.
dàominoo, dominó (m) <domino: stekker met drie
of nog meer aansluitingsmogelijkheden.
elektrisjàè, èllètrisjàè (m) -s <électricien: elektricien (èllentrikker).
elektrisch (bn, bw) < électrique < elektrisch (‘nen elektrische fits – dat gèet allemaol elektrisch).
èllentrik (m): < électrique: elektriek.
èllentrik (bn) < électrique: elektrisch (èllentrikken draod, èllentrikke paol)
fisj(v) < fiche: stekker.
gèèn (v) -e < gaine: draadmantel.
iezzolao; izzolao < (toile) isolante: isolatieband, tape (izzolaosiebaand).
kabel (m) -s < cable: kabel.
kaotäör, kontäör (m) -s < compteur: ektriciteitsmeter.
koerao ( m) < courant (verouderd): stroom.
luster (m) -s < lustre: luster.
koêrsirkwie (m, v) < court circuit (verouderd): korstsluiting (kortsläojting, kortsleting).
monofaas < monophasé: eenpolige stroomdraad
ralaosj (v) – zje <rallonge (verouderd): verlengkabel (verlengkabel).
resaor (m) -s – resäörke < ressort: veer, veertje (vèèr, vèèrke).
priês (v), prieze: < prise de courant: wandcontactdoos (stopkontak)
sjuut de taosjao (v) < chute de tension (verdwenen): spanningsval.
sjarsj (v) -zje < charge: lading of elektrische schok (‘r hóng on den èllentrik en hèèt de volle sjarsj gekrege.
sjarzjere < charger: opladen.
sjarzjäör (m ) -s < chargeur: oplader (oplaojer).
sókkerke (o) -s < sucre: lusterklempje of kroonsteentje: (sókkerklits. sókkerkleunsje).
tèèr (v) < terre: aardleiding, aarding.
transformatäôr (m) -s < transformateur: transformator.
triefaas < triphasé: driefasig (3 stroomdraden).
Het is altijd een genot om het Kanners van Toine te mogen lezen.
Ich bleef Vlétigers kalle, ma ich leer zo oak ene mond Kanners.
Hil sjón. Mèh dat lusterklempje neume ze in het good nederlans toch : een kroonsteentje. Dus kiêk mer oêt aste noh de Praxis gèès vur ö lusterklempje dat ze diech neet boête goeje. Dèj màèjne daste het euver önne bustenhaawer hèbs.