Dat grote openbare infrastructuurwerken heel wat aandacht krijgen in de pers mag ons in het geheel niet verwonderen. Het zijn vaak werken die zeer ingrijpend zijn in het landschap, met alle mogelijke gevolgen.
En dat kan dan ook dikwijls leiden tot controverse, protesten van belangengroepen en dies meer.
Maar het kan ook gebeuren dat net door de omvang van de werken deze een toeristische trekpleister werden.
Als voorbeeld mogen wij hierbij noemen de werken bij het aanleggen van het Albertkanaal, inzonderheid het traject tussen Lanaye (Ternaaien) en Eigenbilzen, waar het kanaal toch in een diep uitgegraven bedding kwam te liggen. Bijzonder hier in Kanne, met de uitgraving tussen wat later de “Koningsberg” en “fort Eben-Emael” werd genoemd. Het doet bijna denken aan het kanaal van Korinthe in Griekenland. Maar inderdaad ook de werken verder richting Veldwezelt en Eigenbilzen.
Het hieronder staande artikel komt uit het maandblad van de Vlaamse Toeristenbond van juli 1933
Ook zeker zullen de gebruikte grote machines bewondering hebben opgewekt en waarschijnlijk ook de aanleg van de smalspoorlijnen waarop vele treintjes de afgegraven aarde of kalksteen vervoerden.
Hier in Kanne werden daar zelfs heuse bruggen voor gebouwd.
En waarschijnlijk kwam ons dorp daardoor nog meer in de belangstelling te staan. In het tijdschrift van de Vlaamse Automobilistenbond van 1 april 1949, en het was geen grap, vonden we een aankondiging voor een bezoek aan de “onderaardse gangen” van Kanne en de “onderaardse grotten” op Nederlands grondgebied. Respectievelijk worden hiermee de “Dreesberg” in het Avergat bedoeld en de “Jezuïetenberg”, net achter het kasteel van Neerkanne.
Tja, toerisme is dus toch al heel lang een troef voor het witte dorp. Of er toen ook al protesten waren is ons niet bekend.