De eerste dag van de Tweede Wereldoorlog in Kanne. Militair Harie Bovens vertelt zijn verhaal.

Harie Bovens (1918-1981) verbleef als militair met ontspanningsvergunning in Kanne op 10 mei 1940. Hij maakte het begin van de oorlog als directe getuige en deelnemer mee.

Harie was geboren als zoon uit het eerste huwelijk van Jean Bovens. Zijn moeder was Marie Catherine Huidts. Jean Bovens trouwde later met Elisabeth Maria Kuypers. Uit dat huwelijk kwamen twee kinderen voort: Louis Bovens en Roger Bovens (1935-2011). Harie heeft al kort na de oorlog zijn herinneringen opgeschreven. Via zijn zoon Edgard (1942-2018) hebben we zijn getuigenis gekregen. Hieronder volgt een deel van zijn verhaal over zijn belevenissen bij het begin van de oorlog in Kanne.

Harie Bovens net vóór de Tweede Wereldoorlog

Na het verlaten van de schooleenheid van het 14e Linieregiment te Mechelen op 27 februari 1940 werd ik ingelijfd in de 9e Compagnie gekantonneerd in het kamp van Beverloo. Ik was overste van de gevechtsgroep. Op 8 mei 1940 kreeg ik een ontspanningsvergunning van 2 dagen om me te begeven naar Kanne , alwaar mijn ouders woonachtig waren op de oostelijke oever van het Albertkanaal.

In de nacht van 9 op 10 mei 1940, denkelijk rond drie uur ’s morgens, dreunden plotseling de 20 alarmschoten van het Fort van Eben-Emael. Daar ik begreep dat dit oorlog betekende voor België, maakte ik me gereed om de Belgische lijnen te vervoegen. Reeds zoefden een vijftigtal zweeftoestellen laag over het dorp, licht luchtafweer beschoot deze toestellen, waarvan er twee brandend neerstorten. De niet getroffen toestellen streken neer op de Tiendeberg en op het Fort van Eben-Emael. Tezelfdertijd trokken op grote hoogte zwermen vijandelijke vliegtuigen in westelijke richting. Overal werd er geschoten en op menige plaats laaide er een vuurgloed op. Mijn ouders en ik zochten beschutting in de kelder. Geleidelijk nam het wapengekletter af en werd alles weer kalm. Alleen het zware gebrom der bombardementsvliegtuigen hield aan. Ik vatte de tocht aan naar de Belgische lijnen op de linkeroever van het Albertkanaal gelegen, toen plotseling het hele dorp door elkaar geschut werd door een hevige losbarsting; de brug over het Albertkanaal was opgeblazen. Mijn weg was afgesneden.

           Ingestorte brug met verdedigingsbunker in 1940

Enige soldaten van de genie, die vernietigingswerken hadden laten springen op de weg naar “Kasteel van Caestert” en die hun eenheid moesten vervoegen op de linkeroever van het kanaal, vertelden me de laatste berichten en ik voegde mij bij dat groepje. Volgens sergeant X en korporaal Walbrecq van het detachement genie, moest er een sloep gemeerd liggen op de rechteroever, om de verschillende detachementen, die als opdracht hadden de verschillende vernielingswerken uit te voeren, toe te laten de linkeroever te bereiken. We vervolgden onze weg en we maakten van elke schuilplaats gebruik om de gebeurtenissen aan de overzijde van het kanaal gade te slaan, want we waren vast overtuigd dat al de zweeftoestellen die er geland waren, afgeschoten of getroffen vliegtuigen waren. Terwijl we langzaam voortschreden, werd ons groepje aangevuld door de hulprijkswachters Guillaume Vrijens en Jean Paquay van Kanne en enige andere soldaten. De groep telde toen 13 man. Toen we de rechteroever van het kanaal naderden, werden enige schoten gewisseld op de bergen. We zochten beschutting in de kelders van notaris Delvoie. Van dat punt uit vertrokken de sergeant en de korporaal op verkenning om te zien of de voorziene sloep zich wel op de aangeduide plaats bevond. Doch groot was onze ontsteltenis toen de korporaal alléén de kelder binnenstormde. Geheel onder de indruk van het gebeuren, vertelde hij ons: “We kropen door de prikkel-draadversperring en drongen door tot aan de oever. De sloep ligt er,…. maar aan de overzijde.”

                        Notarishuis Delvoie

Ontwapende soldaten gaven door tekens te kennen dat ze krijgsgevangen waren. De sergeant en ik trokken ons terug toen plotseling een mitrailleursalvo losbrandde. De sergeant werd getroffen, dood dacht ik (na de oorlog heb ik vernomen dat de sergeant slechts een vleeswonde had opgelopen). Ik heb me in de gracht laten vallen en ben terug gekropen. De brug, alhoewel gesprongen, kon nog gemakkelijk overschreden worden. Na onderling overleg zijn we naar de brug geslopen met een Belgische vlag aan een bajonet bevestigd. Langs de helling kropen we naar de brug toe. Op het jaagpad zwaaide korporaal Walbrecq met de vlag. Dat werd beantwoord door geknetter van enige mitrailleurs. Kogels floten om ons heen, de vlag werd herhaaldelijk getroffen, doch niemand heeft enig letsel ondergaan. We zochten dekking achter de helling, toen eensklaps iemand zei: “Is het misschien niet beter de vlag te vervangen door een witte handdoek”. Zogezegd zo gedaan, en in colonne marcheerden we rechtop over het jaagpad. Er werd niet meer geschoten, doch op de linkeroever kwamen een twintigtal soldaten in vreemde uniformen te voorschijn en evenveel dreigende mitrailleurs richtten zich op ons.
Op dat ogenblik stonden een zestal militairen ongedekt op het jaagpad. Iedereen had het begrepen. De soldaten die nog niet uit hun schuilplaats naar boven gekropen waren, hebben hun laatste kans te baat genomen en het hazenpad gekozen. We zijn dan over de opgeblazen brug gekropen. Aan de andere zijde werden we opgewacht door de Duitse parachutisten, die ons begeleidden naar de verzamelplaats der krijgsgevangenen op de Tiendeberg. Het aantal krijgsgevangenen op dat ogenblik was 84, waaronder ik de volgende namen kan aanhalen: rijkswachter Gerard Nijs, hulprijkswachters Gerard Mengels, Guillaume Vrijens en Jean Janssens, allen van de rijkswachtbrigade van Kanne.
In de loop van de namiddag terwijl Duitse vliegtuigen in groten getale overtrokken, daalde er een Duitse tweedekker, waaronder vier bommen blonken, tot op geringe hoogte over de verzamelplaats. De Duitse parachutisten bakenden het terrein af met rood-witte doeken en zwaaiden met de eenheidsvlag. Doch niets mocht baten, het vliegtuig loste zijn bommen in het midden de groep. Diegenen, die niet getroffen waren, waaronder ik mij bevond, vluchtten in allerijl de grotten in, die zich aan de voet van de Tiendeberg bevinden. Op de plaats van het onheil werden er naar verluidt 24 soldaten van het Belgisch leger en 3 Duitsers gedood.

Op 14-16 en 17 mei 2015 is er in de Zaal onder de kerk in Kanne een tentoonstelling doorgegaan over Kanne tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de tentoonstelling was een video te zien met verschillende getuigenissen van Kannenaren over het verloop van de oorlog in het dorp. In een te koop aangeboden brochure (Vrijens, P., Kanne 1939-1945. Van mobilisatie tot bevrijding, 2015) staan deze vollediger genoteerd. Deze brochure is nog altijd te verkrijgen via een van de bestuursleden.