De “witte brigade” en het springstoffendepot van de ENCI (1)

In 2005 ontdekte Robert Tilkin in het huis van zijn ouders in Bassenge twee oude mappen met gegevens en documenten van de Belgische Nationale Beweging, sector Bassenge, waarvan zijn vader Jean Tilkin commandant was.
In 2016 gaf Lucien Vanstipelen in zijn boek Guerre 40-45. Résistants de la Vallée du Geer, dl.I een aantal van deze documenten uit. Hij heeft het daarin ook over  de diefstal van explosieven uit de groeve van de E.N.C.I.: “Vol d’explosifs à la carrière de l’E.N.C.I.

De Belgische Nationale Beweging (BNB) wordt in december 1940 in Brussel opgericht. Het is een niet-militaire, gematigde beweging. Het is de grootste verzetsgroep van de vaderlandslievende burgerij met meer dan 15.000 leden. De BNB verzamelt niet alleen veel inlichtingen maar helpt ook bij de evacuatie van mensen richting Engeland. Vanaf 1942 wordt hulp geboden aan vervolgde Joden en aan werkweigeraars. Een klein deel van de BNB zorgt voor sabotage. In de loop van februari 1944 worden veel leden van de organisatie opgepakt. In onze streken wordt de groep vaak over één kam geschoren met het Geheim Leger en met de Witte Brigade. Johannes Godding uit Kanne is een van de eerste leden van de sector Bassenge.

Erkenning van aansluiting bij Geheim Leger van Johannes Godding
Verklaring van commandant Tilkin

Het Geheim Leger heeft in juni 1944, aan de vooravond van de landing in Normandië, meer dan 55.000 leden. Deze organisatie is net als de BNB een eerder rechtse groepering, die aan het einde van de oorlog samen met het linkse, communistische Onafhankelijkheidsfront de publieke opinie vertegenwoordigt. De partisanen vormen de militaire arm van het Onafhankelijkheidsfront.
De Witte Brigade is in 1940 in Antwerpen ontstaan en komt vooral in Vlaanderen voor. De Brigade zoekt ook inlichtingen voor de geallieerden, biedt hulp aan joden en werkweigeraars en zorgt voor vluchtroutes voor geallieerde piloten.
Het statuut van weerstander wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 16 september 1945 en stelt de voorwaarden en de voorrechten vast (F. Maertens, De statuten van nationale erkentelijkheid: een nauwkeurig maar soms misleidend beeld, in Was opa een held?, p. 85-107)

De voorwaarden waren:
de aanvragers moeten bewijzen dat zij vóór 5 juni 1945 zijn aangesloten bij een erkende verzetsgroep en dat zij tot het einde van de bezetting ter beschikking zijn gebleven of bewijs leveren van hun medewerking aan het verzet of aan de bevrijding. Zij moeten Belg zijn en geen strafrechtelijke of correctionele veroordeling opgelopen hebben.
Een commissie moet over de aanvraag oordelen. Bijna alle aanvragen van Kannenaren worden behandeld in Hasselt of Maaseik. Twee aanvragen worden aan de commissie in Genk voorgelegd.
De voorrechten voor de erkende gewapende weerstanders zijn:
De periode van verzet wordt gelijkgesteld met actieve militaire dienst. Voor militairen is dat voordelig voor hun anciënniteit en promotie.
Burgers vallen voor de erkende periode onder het uitkerings- en vergoedingssysteem van militairen. Dit is vooral voordelig voor invaliden en weduwen en wezen van gedode verzetsstrijders.
Erkende verzetsstrijders krijgen voorrang bij openbare aanwervingen, hebben recht op tegemoetkomingen van het Nat. Werk voor Oud-strijders en Oorlogsslachtoffers en op medische zorgen.

In totaal worden bijna 165.000 dossiers ingediend bij de Dienst van de Weerstand. Bijna 140.000 aanvragen worden goedgekeurd. De individuele dossiers zijn in het Algemeen Rijksarchief in Brussel opvraagbaar op bais van naam, voornaam en geboortedatum. Wie interesse heeft in het oorlogsverleden van een (groot)ouder kan daar terecht.
Naast het statuut van gewapend weerstander is er nog een statuut van weerstander door de sluikpers, van politiek gevangenen en van weerstander van het nazisme in de geannexeerde gebieden. Daarvoor komt niemand van Kanne in aanmerking.

In de Tweede Wereldoorlog krijgt de brigade van Bassenge van de Belgische Nationale Beweging, waarvan de meeste verzetslui uit Kanne lid zijn, de opdracht om de dijk van het Albertkanaal in Ternaaien te laten springen om zo de Duitsers hinderen in hun bevoorrading. Droppen van munitie is te gevaarlijk en daarom moeten de plaatselijke verantwoordelijken  zelf voor springstoffen zorgen. Jean Tilkin en de leiders van de verschillende groepen van zijn brigade besluiten munitie te stelen in de groeve van de E.N.C.I., de cementfabriek net over de grens.

Enci vóór 2000 met op achtergrond Kanne

Daar werken op dat ogenblik volgens Tilkin ook een aantal leden van de brigade en dat kan de actie  vergemakkelijken! Wie dat is, heb ik tot op dit ogenblik niet kunnen achterhalen (elke hulp is welkom). De Duitsers doen regelmatig onverwachte controle-bezoeken in het springstoffendepot van de cementfabriek en daarom moet de diefstal goed voorbereid worden.
Samen met een aantal helpers binnen de E.N.C.I. en een goed uitgekiende strategie wordt op 6 augustus 1944 een behoorlijke hoeveelheid springstoffen ontvreemd en op een andere plaats in de groeve verstopt. De Gestapo doet met behulp van politiehonden al het mogelijke om de explosieven terug te vinden. Mogelijk zijn ook de zonen van Jacques Creemers en Ida Nicolaes, Harrie en Jean, allebei lid van de “Witte Brigade” er bij betrokken. Zie ook https://heemkundekanne.be/uncategorized/lijst-van-erkende-gewapende-weerstanders-in-kanne/ Hun vader Jacques wordt verdacht en zelfs meegenomen naar een hotel in Valkenburg waar hij aan een streng en onzacht verhoor onderworpen wordt.

Jacques Creemers circa 1940

Hij werkt namelijk als schietmeester van de firma Janssen-Eggels, die in de groeven van Kanne mergel ontgint en daarvoor natuurlijk dynamiet nodig heeft. Tijdens de oorlog komt de firma al snel onder Duits toezicht. De springstoffen van Janssen-Eggels worden opgeslagen in de bunker achter het huis van Willem Meex aan de Jeker, nu de woonst van Jean en Francine Vaessens-Pieters. Jacques moet deze bewaken.
De bunker was vrij klein ca 2,50 op 1,5 m en zowat 2 m hoog. Hij was afgesloten met een meer dan 10 cm dikke zware stalen deur. Achteraan in de bunker zelf was een ruimte voor rekken ter hoogte van zowat een meter. Een dikke stalen deur (op elkaar geschroefde stalen platen) sloot ook die ruimte af. Op die rekken waren verschillende vakken met etiketten van verschillende kleuren waarin de “weuskes” (dynamietstaven) volgens sterkte opgeborgen werden.

Munitiedepot bij Willem Meex
Pa Creemers had de sleutels om bunker en opslagruimte te vergrendelen. De Duitsers controleerden regelmatig en streng de verbruikte hoeveelheid springstoffen. Dat verbruik moest Pa Creemers minutieus in een boekje optekenen. Er heerste steeds grote angst in het gezin als zo’n inspectie op onverwachte momenten plaats had. Het waren steeds twee Duitsers in zwarte uniformen (SS brigade) die deze inspectie uitvoerden. Ze waren niet vriendelijk. Als vader niet thuis was stuurden de Duitsers een van het gezin hem halen in de groeve waar hij werkte. De grote angst was begrijpelijk want de twee oudste broers, Harrie (1922-1994) en Jean (1925-1965) maakten deel uit van de witte brigade. Het gevaar dat “weu(r)skes” konden verdwijnen of gestolen worden was dus reëel. Vandaar de angst bij de familie Creemers. Geen van de leden van de familie heeft weet dat hun vader ooit springstof waarover hij moest waken aan zijn zoons heeft doorgespeeld of diefstal ervan heeft vergemakkelijkt. Ze vermoeden van niet want de angst voor vergeldingsacties was te groot. (Twajn Bettens 2013)    
Informatie verstrekt door familie Creemers

In de week van 5 tot 13 augustus zijn er voortdurend zoekacties in en rond het kasteel van Caestert, in Klein-Ternaaien en in Kanne. Iedere passerende vrachtwagen wordt tegengehouden en onderzocht, ieder schip in het kanaal van Ternaaien naar Maastricht wordt gecontroleerd. Elke dag gaat Jean Tilkin naar Kanne om de activiteiten van de Gestapo in de gaten te houden en inlichtingen te vragen aan de leden van zijn groep in Kanne. De Duitsers houden deze activiteiten, zelfs  de nachtelijke controles, bijna drie weken vol. Daarna vermindert dat en moeten de Duitsers zich meer concentreren op de naderende geallieerden. De provinciale leiding in Limburg van de BNB annuleert intussen de opdracht om de dijken te laten springen omdat de snel oprukkende Amerikanen de kanalen en rivieren goed kunnen gebruiken. Dat betekent dat de BNB  deze opdracht niet meer moet uitvoeren en  dat de inwoners van Ternaaien (Lanaye) ontsnappen aan de onderwaterzetting van hun dorp!

De explosieven liggen intussen nog altijd op het terrein van de E.N.C.I. Jean Tilkin trekt op 25 augustus met drie mannen naar het terrein van de cementfabriek. De sleutel van de opslagplaats, waarvan Tilkin een model van de voorman heeft gekregen, past niet op de deur. Daarom  moet hij samen met zijn mannen door een opening in de groeve de ruimte ingaan om aan de munitie te komen. De springstoffen worden in zakken gedaan en op een andere plaats in de groeve opgeborgen.

Oostelijke zijde van boerderij van Walthère Duchateau (foto vanaf toren kasteel)

Met de hulp van Walthère Duchateau, landbouwer op de hoeve van Caestert, kan de volgende dag de munitie van het E.N.C.I.-terrein weggehaald worden. Duchateau levert namelijk een lading mest. De vrachtwagen wordt gevuld met de zakken vol springstoffen met daarop een hele vracht mest. Zij kunnen, ondanks de aanwezigheid van Duitse soldaten, met de springstoffen veilig de sluis van Ternaaien passeren en in de groeve van Henri Guillaume in Lixhe verbergen. Daar wordt de lading op 28 augustus door leden van de brigade weggehaald en naar Bassenge gebracht.

Of de springstoffen achteraf gebruikt zijn voor andere doeleinden kan ik niet opmaken uit de documenten van Jean Tilkin, die gebruikt zijn in het boek van Lucien Vanstipelen. Wel staat er een formulier afgedrukt waaruit blijkt dat in de loop van de laatste maanden van 1944 vele weerstanders en mensen, die achtergebleven wapens in bezit hadden, hun wapens hebben ingeleverd bij de gendarmerie in Kanne. Maar dat zijn hoofdzakelijk handwapens van Duitse of Amerikaanse makelij. Alleen Hubert Vrijens heeft eind 1944 dynamiet ingeleverd bij de rijkswacht.

Lijst van ingeleverde wapens bij de rijkswacht van Kanne (december 1944)

2 gedachten over “De “witte brigade” en het springstoffendepot van de ENCI (1)”

  1.  

    Goedemiddag,
    Onderstaand het verhaal van de diefstal van explosieven uit de ENCI, volgens onderzoek in de politiearchieven van de gemeentepolitie Maastricht. Over het verzet wordt een boek samengesteld!

    Ook verricht de Maastrichtse politieagent Dresens enkele gevaarlijke verzetsdaden. Uit het spring-stofdepot van de E.N.C.I., steelt hij samen met acht á tien andere verzetsstrijders op zondag 6 augustus 1944 een grote hoeveelheid, vierenzestig kilo dynamiet. Het dynamiet stelt hij veilig samen met J. Eleveld eerst in het gangenstelsel van de St. Pietersberg. Eleveld is lid van de Orde Dienst (OD) en de illegale beweging de Belasting Groep Maastricht (BGM). Hij werkt in de St. Pietersberg en is belast met de bewaking van de opgeslagen kunstschatten van het Rijksmuseum uit Amsterdam. Hij heeft de zender ‘Margriet-Met’, waarover later meer, ook enige tijd in zijn woning verstopt.
    Een van de bewakers de Belg Cornelis Schepers is erbij betrokken en wordt verhoord door de Sipo-SD. Schepers is lid van de Belgische verzetsorganisatie ‘Witte Brigade’. Na de oorlog tijdens een carnavalsoptocht staat Schepers op een praalwagen ‘gekneveld’ als eerbetoon aan de eenvoudige man die zijn rekening met de Duitsers heeft vereffend uit de 1e Wereldoorlog. Hij vocht toen als Belgisch soldaat tegen de Duitsers.
    Een collega rechercheur van de gemeentepolitie Maastricht, Jan van den Heuvel heeft het onderzoek, om verdere problemen te voorkomen licht Dresens Van den Heuvel in, dat hij het dynamiet heeft gestolen en veilig opgeborgen. Einde onderzoek.

    •  

      Hartelijk bedankt voor uw reactie. Ik heb deze gebruikt als aanvulling van de gegevens over de diefstal van de munitie.

Reacties zijn gesloten.