De titel van dit artikel verwijst naar een oud liedje over ons dorp, waarin op lachwekkende wijze een beeld wordt gegeven van de Kannerse mensen, hun beroep, hun vrijetijdsbesteding, de bebouwing en zo meer.
Er zijn in de loop der jaren tal van wijzigingen aan de tekst gekomen, en nieuwe strofen toegevoegd. Wij hebben er inmiddels al heel wat verzameld, maar wie hier nog teksten van kent mag deze altijd aan ons doorgeven.
Dat ons dorpje toch al zeer lang een grote aantrekkingskracht had mag wel blijken uit de tekst die verscheen in het Natuurhistorisch maandblad van het gelijknamige genootschap in Nederlands Limburg.
In het nummer 5 van 20 mei 1939 schrijft Rector Joseph Cremers het volgende
(citaat)
Kanne is oud, oeroud, ja zou, volgens ‘n vrome legende, ‘n brokske zijn van ‘t Aardsche Paradijs. Dat kwam zoo. Na den zondeval van Adam en Eva besloot Onze Lieve Heer ‘t Paradijs te vernietigen. En daarom ging Hij staan boven op den Sint Pietersberg, nam den lusttuin, welken hij voor ‘t eerste menschenpaar geschapen had, in Zijn machtige handen en slingerde hem de Maas in. Voor altijd zou het Paradijs van de aarde verdwijnen… Maar, bedroefd als Onze Lieve Heer was, wijl Hij dit, Zijn Meesterwerk, tengevolge van ‘s menschen misdragen, van de wereld ging wegvagen, gaf Hij aan zijn vernielingswerk niet de volle aandacht, zag niet hoe een stuk van ‘t Paradijs niet terecht kwam in ‘t water, maar liggen bleef op den rechter Maasoever, terwijl ‘n ander, naar links gevallen, neerplofte in de Jekervallei. Uit ‘t eerste groeide Zuid-Limburg, uit ‘t tweede bloeide Kanne op…….
Eenmaal behoorde Kanne tot ‘t patromoniaal bezit van den H. Lambertus, Bisschop van Maastricht. In oude documenten, tusschen de jaren 965 en 1300, vinden we ‘t vermeld als Cannes, Kannen, Canna, Canaphia, Cheneffe, Chanaphia, Gineffe, Geneffe, Canne, Kanne en Can. In de 19de en 20ste eeuw werd ‘t niet anders genoemd dan Canne, in meer moderne spelling thans Kanne geschreven. Tot aan de Fransche revolutie heeft ‘t deel uitgemaakt van het Bisdom Luik. Een deel, Opkanne, kwam in 965 door schenking aan ‘t kapittel van St. Martinus te Luik, terwijl Nederkanne bereids vóór 1353 in leen werd gegeven aan de wereldlijke heeren van dien naam. En zoo zien we twee verschillende Heerlijkheden ontstaan, twee gemeenten, ieder met eigen hof, vierschaar en burgemeester, ofschoon de oppervlakte van heel Kanne niet meer dan 553 ha besloeg.
Kanne is van oudsher een oord geweest, waarheen vooral de Maastrichtenaar bij voorkeur zijn wandelingen richtte. En geen wonder ! Collette toch in zijn ,,Beschrijvingen van de Heerlijkheid Agimont en Nederkanne”, vond op ‘t einde der 18de eeuw al : ,,Nederkanne een seer plaisante plaetse… men vindt er brouwhuysen en herbergen, wijn, bier, enz. voor debiterende aen de passanten en die van de plaisierige wandelingen comen te profiteren”. Kunstschilders, voornamelijk Hollandsche, hebben hier menig doek gepenseeld en de ,,witte huisjes” van Kanne vermaardheid doen krijgen op tal van schilderijententoonstellingen. De pittoreske ligging van Kanne is eenig, maakt ‘t tot •een van de schoonste hoekjes van het Vlaamsche land. (einde citaat)
De beide gedeelten Neerkanne en Opkanne waren dan wel twee heerlijkheden, maar toch was het maar één parochie.
Voor de rest moeten we aan dit artikel weinig toevoegen en ervoor zorg dragen dat al dit moois en de gezellige samenhorigheid blijft bestaan.
EH Rector Jos Cremers werd geboren 12 juni 1873 in Hoensbroek. Na zijn middelbare studies aan het gymnasium te Sittard en priesteropleiding aan het seminarie van Rolduc (Kerkrade) werd hij priester gewijd 1899 in Roermond.
Hij was leraar in Rolduc tussen 1899 – 1909. Vervolgens werd hij kapelaan in Eijsden tussen 1909-1913 om vervolgens rector te worden in Raath – Bingelrade (1913 – 1917).
Hij was voorzitter van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg 1910 – 1950 en conservator van het Natuurhistorisch Museum Maastricht 1917 – 1938
Hij overleed te Maastricht op 28 december 1951
Prachtig! "Hemels" citaat!