Onlangs vond ik in Het Nederlands Nationaal Archief, categorie 62 jaar bevrijding, gepubliceerd 27-02-2012, auteur onbekend , een mooi verhaal terug, dat zich afspeelde net over de grens, even voorbij het douanekantoor, en dicht bij de ingang van de Bosberg.
Dat de Bosberg gediend heeft als Nato-hoofdkwartier, maar dat tijdens de tweede wereldoorlog de Duitse bezetter er werken had uitgevoerd om het ondergrondse gangenstelstel te kunnen gebruiken voor assemblage van oorlogswapens, daarover schreven wij reeds een uitgebreid artikel in ons tijdschrift nr 3 van 2018.
Welnu, het onderstaand artikel dat ik zo goed als mogelijk letterlijk weergeef, speelt zich af tijdens de werkzaamheden van de “Organisation Todt”.
Citaat:
1944, Neercanne, vlakbij Maastricht.
Ten zuiden van Maastricht, op de linker Jekeroever, bij de Belgische grens, ligt het voormalig grenskantoor Neercanne, aan de Cannerweg.
Vanuit dit gebouw zie je westwaarts de Cannerberg (of Boschberg), met het Cannerbos, tegenover je; met links het Chateau Neercanne en rechts de Boschberggrot, thans ook bekend als de ‘NATO-grot’.
In het boek ‘Geheime Kommandosache’ beschrijft de auteur hoe in juli 1944 de Duitse bezetter een montagewerkplaats voor V1-onderdelen startte in de Boschberggrot.
En daarvan kan ik getuigen, want ik (geboren in 1937) woonde van 1939 tot november 1945, als zoon van een douane-ambtenaar, in het gebouw van het grenskantoor Neercanne.
Ik zag in de zomer van 1944 Duitse militairen en arbeiders in en uit de Boschberggrot gaan, en zag hoe bij die grotingang een spoorlijn werd aangelegd.
In die tijd werd er door de Boschbergarbeiders een houten keetje gebouwd, bij de tramlijn die (toen) langs de Cannerweg liep. Dat keetje stond zo’n 150 meter ten oosten van de Boschberggrotingang en zo’n 200 meter ten noorden van het grenskantoor, aan de oostzijde van de Cannerweg.
Het houten keetje was ca 3×4 meter groot, met een deuropening aan de oostzijde. Ik denk dat er af en toe bepaalde werkzaamheden in werden uitgevoerd, want ik herinner me een werkbank. Maar het was ook een opslagplaats: er stonden stalen vaten met smeervet en stalen vaten met brokken carbid. Dat smeervet was wellicht nodig voor de Duitse machines in de Boschberggrot, en het carbid was vast van toepassing voor carbidlampen die in de grot werden gebruikt; kennelijk waren er redenen om deze zaken buiten de grot op te slaan.
Op zekere dag, in de zomer van 1944, we waren nog niet bevrijd, zwierf ik weer met een buurjongetje door de omgeving van het grenskantoor. We kwamen bij het keetje en gingen naar binnen; dat hadden we al vaker gedaan. Het was nooit op slot en werd niet bewaakt. Nieuwsgierig haalden we het deksel van een stalen ton en zagen dat ‘t gevuld was met vuistgrote brokken carbid.
Mijn buurjongen zei dat het spul heftig zou gaan bruisen als je ‘t in water deed. Dus wij een paar brokken carbid mee naar buiten genomen en in een plas water gegooid. Inderdaad: het ging behoorlijk bruisen!
We herhaalden ons ‘experiment’ nog een paar keer, en besloten toen met de hele ton carbid naar het nabij gelegen riviertje, de Jeker, te gaan. Achter het grenskantoor liep een zandpaadje (hier en daar bedekt met zilverzand), dat bij de Jeker uitkwam. We hebben de stalen ton, zoals olievaten er tegenwoordig uitzien, over dat zandpad naar de oever van de Jeker gerold.
We gooiden stukken carbid in de Jeker en zagen hevig kolkend gebruis!
Maar plotseling viel de carbidton, die nog bijna helemaal gevuld was met carbid, in de snelstromende Jeker, die woest bruisend reageerde!
We zijn er vandoor gegaan en niemand heeft ooit van dit verhaal geweten!
Onbewust hadden we een verzetsdaad verricht, maar mogelijk ten koste van het milieu……….
Einde citaat.