Versjöjvinge 9,1

Door de vroegere veelvuldige contacten van architecten, aannemers en metselaars aan weerszijden van de taalgrens zijn een aantal Franse woorden met betrekking tot het bouwbedrijf in de Kannerse woordenschat terechtgekomen.
Enkele  daarvan hebben door de tientallen jaren heen stand gehouden. Andere worden alleen nog -naast de nieuwe termen- door oudere Kannenaren gebruikt.
In onderstaande woordenlijst worden zij tussen haakjes met “verdwenen” of “verouderd” aangeduid.
Mijn in  1954 opgetekende lijst heb ik met enkele Kannerse vakkenners  in het bijzonder   met de gebroeders Guido en Pierre Vrijens besproken.  Paul Daemen en Guido Thijs  bezorgden me foto’s.  Ik wil iedereen hier voor de medewerking bedanken.
In de Kannerse aan het Frans of Waals ontleende woorden worden de beklemtoonde lettergrepen onderlijnd.

àèternit , itternit , eternit (m): < éternite: eternit.
aotreprenäör (m –s) (verouderd) < entrepreneur: aannemer. Nu:  aonnömmer.
aotrepriês  (v –ze) (verdwenen)  < entreprise : aanbesteed werk  (in uitdrukking : in aotrepries wèereke).
Nu: aonbestàèjing.
bedriêf .
balkon (o –nne) < balcon:  balkon.
ballustraad (v –ade) < balustrade : balustrade (aan rand van balkon, trap…).
battemeent (o –e) (verouderd) < bâtiment : (groot) gebouw. Nu: gebouw,  bilding.
beton  tao, (m)  < béton: beton. De uitspraak ”bètao” is zo goed  als verdwenen.
tao armee < béton armé  (verdwenen) : nu: gewaopend beton.
bittonere < bétonner:  in beton werken.
bittoneus (v –ze) < (bétonneuse, bétonnière): nog vrij algemeen maar nu toch vaker: betonmeule.

NB.Het Franse woord bétonneur betekent man die
met betonmolen werkt. De vrouw die dat werk verricht is in het Frans bétonneuse.  Dat woord heeft in het Frans, enigszins foutief,  de betekenis gekregen van het correcte “bétonnière”.        


böjs (v –jze) < Ofra buse: buis.
brejäör  (verdwenen) (m. –s) <  broyeur:  cementmolenmachine.
brik (m. –ke) (algemeen) <  Wa  brik >  Fr brique: baksteen.
dal (v –le) < dalle:  balk van beton of bakstenen.
eesjavodaasj  (v –es) (verdwenen ) < échafaudage: steiger. Nu :  stèlling, stèllinge.
fasaad (v –ade(s)) (algemeen) < facade : voorgevel van het  huis.
fondemeent (v –e) < fondement:  fundament.  Ook : fundering,  vaak ook follemeente.
gruu (v. –s) (verouderd) < grue: kraan. Nu: kraon.
kal (v –le) < cale:  houten of ijzeren wig. Ook: spie.
kalere < caler: vastzetten.
kofraasj (v -zje(s)) < coffrage: Ook: bekisting.
tsjee,  lètsjie (m) <  laitier: glasschuim. Product afkomstig uit de hoogovens dat, fijn    gemalen,  ter verharding wordt toegevoegd aan beton of metselspecie
maneuver (m -s) < manoeuvre: ongeschoolde werkman.
marmer (m) < marbre: marmer.  
marmere  bnw: marmeren (´n marmere  sjouw -’n marmere  veensterbaank.).
maotsjarsj (m): (verouderd) <monte-charge:  bouwlift (lifke).
mortel (m) < mortier): aangemaakt fijn betonmengsel: specie.
Sam. mortelbak


mortie (m) < Fra  mortier,  Wa (mwèrtî): metselspecie , mortel < morter en mortie < mortier  zijn beide  ontleend aan het Latijnse woord mortarium  met eerste betekenis vijzel, bak  en  daarna het product dat erin werd fijn gemaakt of vervoerd (metselspecie).
mózajik (m) < mosaïque: mozaïek.  Sam. mózajiktegel ,  mózajikvloêr.
nievoo (m  -s): < niveau (à bulle d’air) : waterpas. Nu meestal : waoterpas.
piejosj (m –e) (verouderd) < pioche  bikkel.  Nu : bikkel.

pikäör,  piekäör (m -s ) < piqueur: breekhamer.
pilaster (m -s): < pilastre: schoormuur,  halfzuil
plan (o)- ne < plan:  plan, bouwkundig ontwerp.
platforrem (o) < plate –forme: platform , plat dak:  plat daok,
pleent  (v –te) < plinthe: voetlijst.
poetrèl (.m. –le, -s) < poutrelle : poutrel. Ook: iêzere balek.
seenter , senter m –s) < cintre : boog, gewelf, vensterboog.
semeent  (m) < cément : cement.
semmentere: met cement bestrijken.
siefao (m) –s) < siphon: sifon.
sjaotjee (m -s) (vrijwel verdwenen) < chantier. Plaats of terrein waar gebouwd wordt.
sjap (v –ppe) < chape,  chape, zandcementvloer.
stabillizee (m) < stabilisé:  gestabiliseerd  zand. Licht vochtig mengsel van cement, en zand dat  gebruikt wordt  als  onderlaag bv voor opritten, tuinpaden .
talosj < taloche  (v – e ) (verouderd)  raapbord van  metselaar              (metser, metselèèr) of stukadoor (plekker) :  plakplaank)





travoo:( m) –s: (verouderd) < travaux: (openbare) werken.





tróffel < truelle: troffel :
tróffelsjöp ( zand- of betonschop)  metstróffel  

viêd(vaotielee) (m) (verouderd) < vide ventilé) : geventileerde ruimte onder het huis. Ook  kroêpkalder.