Versjöjvinge 4

Haddelaoje (v): slons ; het eerste deel van het woord is waarschijnlijk verwant met “hoeddel” < mhd huddel (slet) Keuls huddelche (H. Thewissen). In het Maastrichts betekent “hóddele”: knoeien , ongehuwd samenwonen (Endepols) .
Kerrepe (m): verouderd in de betekenis van mand, korf
Kevintsje (o): rusthuis < waarschijnlijk uit convent: klooster (Fr couvent), vergadering van kloostermonniken. Zuidn. huisje in een begijnhof (van Dale).
Kritsefitsel: in de uitdrukking : (ze jàènk vur ‘n’ kritsefitsel = ze huilt om een niemendalletje) < Endepols vermeldt fits, fitske, fitsel: klein stukje, kleinigheid. Verwant met “vets” (gàèjn vets”= niets) en “ fitsele”, “fisternölle” knutselen, prutsen.
Geen verklaring voor kritse tenzij verwantschap met krets(ke) = kleine kras, krab; kretsen=krassen
Läot –e (v): bolster van okkernoot( de neut hangen al oêt de läoteze ès door de läote läotegegange = ze is erg achteruitgegaan ) < luit : peul, schil.
Maotheuvel –s (m) : mol, ( dao stuût ‘ne màotheuvel ); molshoop.
In de eerste betekenis vervangen door “máol mv molle“ . In de tweede betekenis vervangen door molshàop mv molshäop.
Mem –memme –memke: vrouwenborst, tepel : (‘r hink nog altiêd on de mem = hij krijgt nog altijd borstvoeding). Aawmemme = bazelen.
Moêr (m): waterketel < moor (inwoner van Mauretanië): aanvankelijk zwart roetkleurige ketel in de schouw van open vuur daarna ook voor waterketel op de kachel. (zèt de moêr èns op vur koffie):
Pups: gedroogd oogvuil in de hoeken, oog (pupse in de àoge hèbbe = niet goed zien – kiêk oêt d’n pupse = kijk uit) < Fr. pupille. Pupil is genoemd naar de kleine menselijke gestalte, lat. püpa (meisje), die wordt weerkaatst in het oog ( H. Thewissen)
Roesjele: naast de pot wateren.
Sjaorsmöjl (v): ( ‘t jöngske hèèt ’n echte sjaorsmojl = het jongetje is bezig met tandwisseling ): < sjaors: scheermes, opening ( Ndl. schaarde) . Een sjaorsmojl is dus een mond met ontbrekende tanden. (H. Thewissen)
Sjroêt-e (v): kalkoen vgl Rijnlands “schrute”.kalkoen2
Wölverke-s ( o): draaihoutje als sluitstsuk (Fr; Brabandere):< wervel (afleiding van werven = draaien) – met ontwikkeling van e naar ö en omzetting van de medeklinkers r en l vgl ölleger < orgel; melleger < mergel.