Christiaan Mathias Hubertus Wilhelmus Gorissen, zeg maar Willy, werd op 12 oktober 1915 in Heer geboren[1]. Hij was het derde kind van Pieter Joseph en Maria Hubertina Philomena Henssen. Hij had een ouder broertje Mathias, geboren in 1913, en twee zussen Mathilde, de oudste en Josephina Hubertina Wilhelmina (Mia) de jongste, die geboren werd op 2 november 1917,
(https://www.wiewaswie.nl/nl/detail/77402353).
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 bevond de familie zich in Brussel en had het niet gemakkelijk om thuis te komen. In Hoensbroek, waar het gezin toen woonde, overleed Mathias op 4 september, een maand na het uitbreken van de oorlog. Volgens de biograaf was dat aan de elektrische draad maar dat is een vergissing want de draad werd pas in 1915 door de Duitsers tussen het bezette België en het neutrale Nederland geplaatst. Het blijft onduidelijk waardoor Mathias op 11 maanden stierf (https://www.wiewaswie.nl/nl/detail/22107655). Korte tijd daarna vertrok het gezin naar Heer. In 1920 overlijdt ook vader Pieter in Klevarie (van 1821 tot 1950 Algemeen Ziekenhuis in Maastricht). Vader en moeder waren besmet met de Spaanse griep (In 1918 Corona / Spaanse griep in Kanne) en Pieter sterft er aan. Moeder overleeft de ziekte maar het duurt toch jaren voor zij weer de oude is. De kinderen worden intussen verzorgd door een gouvernante. (https://www.wiewaswie.nl/nl/detail/20354694).
Na een aantal verhuizingen komt het gezin terecht op de Glacisweg 39 in Sint-Pieter. Willy krijgt een opleiding tot huisschilder in de Dagambachtsschool in Maastricht. Zijn resultaten in de tekenvakken zijn zo goed dat zij denken aan een verdere opleiding in beeldende of toegepaste kunst. In 1934 gaat hij als 19-jarige naar de Kunstnijverheidsschool in Maastricht. Onder leiding van docent-beeldhouwer Charel Vos gaat hij samen met een aantal andere studenten vaak naar Amsterdan om daar naar tentoonstellingen van moderne schilders te kijken, van impressionisten als Monet en Cézanne tot Bonnard, Matisse, Braque en Picasso. In deze periode schildert hij De Vallei van de Jeker. Dit schilderij bleef altijd in zijn atelier hangen.
Na deze opleiding denkt hij aan een vervolgstudie en dat kon of in Antwerpen of in Amsterdam. Maar eerst moet hij zijn dienstplicht vervullen en hij maakt dan als sergeant de inval van de Duitsers mee op 10 mei 1940. Hij wordt gevangen genomen en moet samen met veel andere militairen naar Neubrandenburg (ten noorden van Berlijn) marcheren. Daar komen zij op 18 mei aan. Na een paar maanden mag hij terugkeren naar Maastricht en begint dan aan zijn vervolgstudie in Amsterdam. Voor Willy zijn het daar geen prettige jaren omdat hij van zijn professor Röling niet vrijuit mag schilderen maar “net echt” moet schilderen. Wat hij in deze tijd maakt zijn nogal donkere tekeningen en schilderijen, al zijn er uitzonderingen zoals Vallei van de Jeker. Het zal tot na de oorlog duren voordat hij weer kleurrijk kan schilderen. Hij vindt de meeste onderwerpen in de onmiddellijke omgeving, in het stadspark, in Kanne, bij het kasteel van Neercanne, de Sint-Pietersberg.
Willy Gorissen overlijdt op 31 maart 2006 en pas na zijn dood wordt duidelijk hoeveel en welke prachtige werken Willy Gorissen heeft gemaakt. Zelfs zijn beste vrienden wisten niets van het bestaan van zijn collectie.
In 2015-2016 kwam er een overzichtstentoonstelling van het werk van Willy Gorissen in het Museuam van Bommen van Dam in Venlo’
In “Willy Gorissen in elf gedichten” staan elf schilderijen van Willy geflankeerd door een gedicht. Een ervan staat hieronder. Het is geschreven door Ton van Reen.
In Kanne is het zomer
Het is volop zomer langs de Maas
maar Kanne slaapt in de ochtendkou
De bomen kil door de morgendauw
de weiden onder een vochtig waas
Zo vroeg nog lijkt het dorp bevroren
geschilderd in geel morgenlicht
dat aan komt schijnen van Maastricht
De daken kleuren grijs, paars, rood
De bomen groen, en blauw de sloot
en rond het dorp het rijpend koren
Gordijnen nog gesloten, luiken dicht
nog angstig voor het vroege licht
de eerste vogels veren op en fluiten
maar verder is het stil daarbuiten
De Jeker ademt ochtenmist
Een vroege vogel die op visjes vist
Een merrie liefdevol haar veulen likt
een naaktslak zich aan netels prikt
Een haan die kraait uit puur geluk
Een dag zo mooi kan niet meer stuk
Gerochel in de toren, de klok slaat zes
het is nog alles leegte in de straten
terrassen en kroegen zijn verlaten
loze woorden kleven aan een lege fles
In Hotel Poswick kraakt een bed
een lief zich aan haar liefste geeft
als vork en lepel aan elkaar gekleefd
een zucht, bij de deur het bruidsboeket
Het laatste streepje morgenrood
Twee poezen likken elkanders lijf
De uil vliegt naar zijn dagverblijf
een egel kruipt naar een droge sloot
De eerste boot tjoekt door het kanaal
op weg van hier naar Maas en Waal
een schipper bloot die in het water pist
wat niemend ziet in de ochtendmist
Pikzwarte koffie drinkt de bakker
als altijd is hij het eerste wakker
eet zijn ontbijt met ei en honing
In Kanne is de bakker koning
Hij luistert naar het vroeg journaal
als elke dag hetzelfde verhaal
Ver weg slaat men elkander dood
maar in Kanne bakt de bakker brood
Hij opent het raam en kijkt naar buiten
hoort de eerste vogels fluiten
en ziet de dief, diens zak vol duiten
de bakker groet zijn vriend de dief
elk mens dat brood eet is hem lief
de dief, ojee, die op dat moment
wordt opgepakt door een agent
Het kasteel gestold in morgengloren
Doornroosje, jonkvrouw, welgeboren
slaapt hoog in haar ivoren toren
tot een schone prins, vol liefde en lust
haar uit haar dromen wakker kust
uit een slaap van meer dan honderd jaren
Gij, mooi kind, gij maagdje mijn
wilt gij voortaan de mijne zijn
ën mij zeventien kinderen baren
De kruimeldief die juist gevangen is
zit nu vol spijt in de gevangenis
en vraagt zich af of hij een sukkel is
en of dat hij voor het betere werk
het goud moet stelen uit de kerk
En of God die in de hemel woont
een kruimeldief met hel of hemel loont
en of de pastoor die vroom en heilig lijkt
met waanwijsheid en valse deugden prijkt
Het schilderij in de kleine kerk
beroemd, fijnzinnig meesterwerk
Jezus wordt van het kruis genomen
Maria staat nog wat te dromen
voordat de vrome zielen komen
La Madeleine staat te geeuwen
Ze verveelt zich hier al vele eeuwen
Een kat die uit de dakgoot loert
naar de boer die met zijn koeien boert
de boerin die de melkmachine start
de tractor loopt, het geluid snoeihard
Het dorp schrikt eindelijk wakker
Een kind krijt naar een ander kind
de stem draagt ver weg door de wind
Wellicht dat men het in Eymael hoort
en denkt: daar wordt een kind vermoord
god zegene die arme stakker
Een opa strompelt naar de plee
en oma denkt, hij kan nog mee
wat zijn wij vroeger jong geweest
ojee, toen was het alle dagen feest
In alle vensters schijnen zonnen
alle kinderen zijn nu wakker
moeders fietsen naar de bakker
om verse broodjes te gaan kopen
Het schoolhoofd zet de deur wijd open
In Kanne is de dag begonnen
[1] Ik heb me kunnen baseren op de brochure “Willy Gorissen. Een verzwegen loflied” van het Museum Van Bommel van Dam, die werd uitgegeven ter gelegenheid van de overzichtstentoonstelling in 2015. De teksten zijn van Ad Soer en Hans Ogg. Willy Gorissen in elf gedichten. Deze instelling gaf ook de toestemming om foto’s en gedicht te publiceren.
Met dank aan Marguerithe Riemersma, die mij wees op deze brochure en mij deze bezorgde
Mooi gedicht van IN KANNE IS HET ZOMER
ook nog met bekenden ,zoals GIL DE BAKKER SCHIEPERS in zijn jongen jaren
mijn vader
Wanneer een tentoonstelling van Willy GORISSEn te kanne ?
Dag Guy
We hebben zelf geen schilderijen van Willy Gorissen, maar misschien zijn er nog andere mogelijkheden. We doen ons best.